Ik kan na ruim een jaartje Italië veel
zeggen over mijn landgenoten hier. Dat ze zo scheef parkeren. Dat ze zonder
schroom voordringen in de rij. Dat ze eerst een hoop zuchten en steunen,
voordat ze je helpen met wat ze moeten doen, waar ze nota bene voor betaald
worden. Maar dat ga ik nu even niet doen. Nee, ik ga het hebben over de liefde.
De Italiaanse liefde, voor kinderen. Gli
Italiani amano i bambini.
Mijn eerste kennismaking met deze
liefde ervoer ik een paar jaar geleden in de trein op weg naar Rome. Op dat
moment zijn we met twee kids. De jongste kan wat kruipen en staan, en trekt
zich op treinbankjes op aan de ramen. Naast hem zit een jonge Italiaan van een
jaartje of twintig, schat ik zo. Type goedverzorgd, zwart Grease-kapsel, idem
jackje, licht getinte huid. Hij adoreert onze jongste muppet. De pen en het
schriftje uit zijn handen mag onze kleine gebruiken om te krassen op het
papier. De Italiaan is intussen een en al aandacht en geduld voor hem. Het
bekraste blaadje krijgt onze bambino
later ook mee.
Nu we hier wonen, herken ik deze
niet-aflatende liefde voor kinderen in alledaagse situaties. Zo sta ik
regelmatig bij de kassa van een van de drie supermarkten in dit dorp. Babymuppet
gewikkeld in Guatemalteekse veelkleuren draagdoek, tropische zon om ons
kleinste zonnetje heen, om het zo te zeggen. Drie pubers achter me staan lekker
puberaal te doen. Dat ‘hoort’ zo, natuurlijk. Totdat ik me omdraai en zij occhi azurri, ons charmante blauwoogje,
tegen mijn borst aan zien dutten. Het groeiende, stoere Italiaanse jongenshart
wordt wekerdeweekst. ‘Ahhh, guarda, che
bello!’ De echtgenote verderop in de rij achter me port haar man in zijn
zij: ‘Ga die mevrouw eens even helpen met de boodschappen in de tassen doen.’
Ook de kassajuffrouw schiet als vanzelfsprekend te hulp. Ik ben verrast en voel
me dankbaar vanwege deze vanzelfsprekendheid.
Vervolgens bij mijn auto komt een
ouder echtpaar naar me toe, als ze me het boeltje zien managen: aan elke hand
een kind, in de draagdoek de derde en de kar volgestouwd met tassen (ook een
witte met in blauw AH erop) vol boodschappen. Ik word liefdevol doch dringend
opgedragen om mij vooral over i miei bambini te ontfermen, zodat het echtpaar
de boodschappen achter in de auto kan laden. Mijn auto, natuurlijk. Ik til mijn
drie weken oude muppet uit de draagdoek en de andere twee laat ik in hun autostoeltjes
plaatsnemen. Geraakt door hun hulpvaardigheid deel ik mijn ontroering in een
omhelzing aan deze twee Italiaanse dorpsgenoten.
De kinderen kennis laten maken met
de Italiaanse keuken is geen enkel probleem. Zodra we met hen een restaurantje binnenkomen,
vragen de bediendes al of we een seggiolone,
kinderstoel, voor de kleinsten willen. Ook bieden ze kinderporties en
kindermenu’s aan, en op sommige plekken zelfs speelgoed ter vermaak. Fijn dat i genitori, de ouders, zo ook rustig
kunnen eten.
Inmiddels al haast gewend aan deze
Italiaanse generositeit maak ik voor door de week overdag een afspraak met de
kapster. ’s Ochtends ben ik altijd met de babymuppet, maar ik vertrouw erop dat
mijn knipbeurt met hem erbij wel losloopt. Nou ja, hij loopt nog niet los, maar
hij is al zo aan het tijgeren dat drie kwartier stilzitten in il passegino, de buggy, er ook niet meer
in zit. Zodra ik enthousiast aangeef dat hij sinds kort tijgert, legt de
kapster mijn behandeling even stil. Ze haalt kussens, dekens en een yogamatje
tevoorschijn en zorgt zo voor un giardino
di giocchi, een speeltuin met speeltjes voor de muppet, werkelijk als
stralende middelpunt in de kapsalon. Als hij dit spelen moe is, neemt de
assistente van de kapster hem op de arm en gaat nieuwe afspraken met hem in de
agenda zetten. Un nuovo aiutante, een
nieuwe hulp, noemt ze hem lachend. Als
ik dit verhaal even later aan mijn vriendin in Nederland whatsapp, schrijft zij: ‘Geweldig. Dat kan alleen in Italië. En
waarom eigenlijk…’ Ja, waarom eigenlijk?
Postnatale isolatie wordt hier duidelijk
praktisch onmogelijk gemaakt. Als ik op een regenachtige dag door het dorp loop
met babylief, gaan alle chagrijnige gezichten lachen, alle harten open, alle in
zichzelf gekeerden kijken om: ‘Ma che
bello bambino. Che occhi azurri!’ Een vrouw van middelbare leeftijd staat
als aan de grond genageld met vreugdevolle verwondering en pure Italiaanse passie
ons blauwoogje toe te juichen. De zon breekt door, vanbinnen en vanbuiten!
Als ik mijn zoon ophaal van de crèche,
heb ik meestal mijn jongste muppet bij me. Een van de leidsters staat dan met
hebberige handjes naar hem te kijken. Ze vraagt of ik het heel raar of
ongemakkelijk vind, dat ze hem wel zou kunnen pakken en ‘opeten’. Maar nee, ik
vind het een heerlijke gewoonte dat zij zo meegeniet van hem en zijn broer! Dus
krijgt zij de kans om hem even te knuffelen, terwijl ik me kan wijden aan mijn
andere zoon. Die typisch Italiaanse liefde voor kinderen, ik word er blij van.
Gedeelde vreugd is dubbele vreugd. Gedeelde
liefde is oneindig.