Fietsen. Het is lekker gewoon. In Nederland. Fietspaden en -stroken, duidelijke verkeersborden, fietsverkeerslichten, fietsenrekken: noem het maar op, het is daar allemaal geregeld en vanzelfsprekend. Je hoeft er niet over na te denken. Dus ik fietste in Nederland bijna dagelijks twee keer op en neer naar school met la bella. Zij fietste naast mij, al snel zonder zijwieltjes, terwijl de andere muppet bij mij achterop zat. Dat was anderhalf jaar geleden in Nederland. En nu in Italië? Sinds anderhalve maand kan ik weer fietsen, want de babymuppet kan sindsdien stevig genoeg zitten voor in het fietszitje. Ultieme vrijheid, buiten en in beweging.
Ik word hier ook zo blij van fietsen, want:
1. Het biedt mij en mijn muppet een prachtige uitzicht
Daar zit hij dan, eerste rang. Hij geniet van het verstrekkende uitzicht op besneeuwde bergen, prachtige magnolia’s, camelia’s, blauweregen en andere bomen die nu volop in bloei staan. En ik kan het bolletje van dat kleine menneke, míjn eerste prachtige uitzicht, af en toe van een dikke kus voorzien. Dubbel feest.
2. We hebben maar weinig ruimte nodig
Mijn gevolg en ik nemen fietsend niet zo veel ruimte in als met de auto. Fijn voor de andere weggebruikers, toch? En voor mezelf fijn dat ik zónder metalen schaafwonden en deukjes een straat met eenrichtingsverkeer doorkom. Of een straat met tweerichtingsverkeer met ruimte voor een serieuze auto (een kleine Fiat wordt in dit geval ook een serieuze auto genoemd). Ook prettig: ik hoef met de fiets geen hellingproef in z’n achteruit uit te voeren, waarbij ik, eenmaal boven, uitkom op een drukke straat met achteruitkijkspiegeluitzicht op een blinde muur. Wat overigens wel een goede oefening is als je je rijbewijs moet hernieuwen.
Zo neem ik ook niet zo veel ruimte in als met pakweg een wandelwagen en een loopfiets, mijn gebruikelijke manier om naar de bushalte te gaan om la bella van de schoolbus te halen.
En ik neem zéker niet zo veel ruimte in als met een wandelwagen en een driewieler met duwstang. Oké, toegegeven, dat heb ik één keer gedaan: heel onflatteus wijdbeens en toch op hakken de berg op — tja, hoe moet ik anders het noemen — kachelen. Geen daverend succes. Heel raar.
3. Nu gebruikt in ieder geval één iemand de fietspaden
Hoezee, met de fiets kan ik gebruikmaken van fietspaden! Tenminste, als die er zijn. In de eerste week hier “ontmoet” ik een groen stukje fietspad dat even prompt ophoudt als het begint. Aangevroren en spiegelend van de gladheid, dat dan weer wel. Rondom het Meer van Varese en het Meer van Monate zijn wel wat serieuzere fietspaden. Niet voor la mama om veilig en functioneel van A naar B te komen, wel voor recreatievelingen. Die kom ik hier voornamelijk tegen met mooi voorzomers lenteweer. In het weekend. Op de mountainbike of op de wielerfiets.
4. Het houdt me in balans
Op mijn bloemige moederfiets ben ik compleet in fysieke balans, zeker nu weer met een kind voor- en een kind achterop. Lekker stabiel. Als het tenminste niet waait wanneer ik bergaf fiets, uiteraard. En als ik op gang ben. Voor de supermarkt laad ik mijn fietstassen vol met fruit en brood. Met alleen babylief in het zitje ben ik klaar om te gaan rijden. De fiets niet, die kantelt. Een charmante Italiaanse man komt me te hulp. Even waan ik mij in een scène van een romantisch film als mijn blik die van mijn ‘Italiaanse redder’ kruist, terwijl wij samen mijn fiets corrigeren. Maar ja, zijn vrouw staat, even aardig lachend en bezorgd, achter me. En ik heb gewoon mijn trouwring om. The end.
5. Het helpt me om vrolijk sociaal verkeer creëren
Alle mensen die ik tegenkom, kan ik met een flitsende persoonlijke groet tegemoet gaan. Een gulle lach, een uitbundige zwaai, een samenzweerderige knipoog of een andere goedgemutste vorm van een buongiorno. Tenminste, als ze niet achter hun spiegelend glas in hun warme autootje zitten. Er wordt regelmatig met een mengeling van angst en bewondering toegekeken. Dat was zeker zo toen ik met een zwangere buik en een kind achterop door het dorp fietste. Wat ik natuurlijk niet alleen bij mooi weer deed. Je bent tenslotte Nederlander of je bent het niet.
6. Nu wordt ook het fietsenrek gebruikt
Ik kan mijn metalen pakezel bij de winkel in een fietsenrek zetten. Uiteraard mits er een fietsenrek ís bij die winkel. Als dat er is, kunnen er zelfs nog vijf — ik herhaal: vijf — andere fietsers parkeren. Maar dan moeten er natuurlijk wel nog vijf andere mensen zijn die fietsen. In de loop van de tijd dat wij hier wonen, kom ik steeds meer fietsenrekken tegen. Niet alleen voor de fietsenwinkel, ook voor de supermarkt. Zou dat zijn, omdat wij met ons gezin van uiteindelijk vijf potentiële fietsers de hoeveelheid functionele fietsers in het dorp verdubbeld hebben? Er was een moment dat een medemoeder van de crèche dacht dat er wel twéé verschillende ouders hun kind met de fiets kwamen brengen. Dat husband een andere ouder geïnspireerd zou hebben! Maar nee hoor, het bleek gewoon om twee van onze fietsen te gaan. Manlief heeft een fietszitje achterop en ik eentje zowel voor- als achterop. Gewoon, zoals dat is bij Nederlandse ouders.

Niet alleen ik word heel blij van fietsen. Als we ergens naartoe gaan, zeggen de muppets: ‘Ik wil niet met de auto. Dat is saai. Ik wil lopen of met de fiets!’ Onze stuiterbal haalt zijn zus sinds zijn derde verjaardag met zijn supersnelle, stoere loopfiets op van de bus. En hij springt een gat in de lucht als ik hem met zijn kleine broertje uit de crèche haal op de (typisch Hollandse?) moederfiets met extra lage instap, die voor de balans. La bella fietst nu rondjes op onze parkeerplaats voor de garage. Haar doelen van deze week zijn om al fietsend een hand uit te kunnen steken, snel het bergje van de oprit af te kunnen rijden en soepel om te keren zonder te stoppen. Che brava! En ik ga ook weer lekker nuchter en vrolijk die fiets pakken.
Trouwens: ik droomde in Nederland van een bakfiets voor de hele muppetshow. Zal ik dat hier al durven? Of zal ik wachten met een bakfiets tot we weer door Nederland toeren?