De vijfde carnavalsvakantiedag schijnt de zon. Buiten
althans. Binnen alla Casa wordt
geworsteld met de gevolgen van snotneuzen, en doorkomende kiezen bij de
kleinste snotneus. ‘Auw, auw, auw, mama, mama, mama, papa, papa, papa!’ in
willekeurige volgorde, met of zonder tussenpozen en zielig of zieliger. Dat was
het entertainment voor het management midden in de nacht. Overdag rest er een
bonkend hoofd en moeheid. En zijn het de kindjes die entertained willen worden.
Tijd om aan het eind van de dag de zon ook binnen te halen
en de frisse lucht op te snuiven. Tijd voor groot avontuur in kleine
mensenleventjes.
‘Kom, we gaan naar buiten, op zoek naar een speeltuin!’ zeg
ik tegen mijn drie kanjers. De verwachte weerstand in de trant van ‘Ik heb geen
ziiiiiiin!’, ‘Ik wil niet naar bui-ten!’ en ‘Ik wil binnen spelen!’ blijft uit.
Verbaasd vraag ik me af wat ik nu per ongeluk goed deed. Juiste timing? Juiste
enthousiaste intonatie? Juiste woordgebruik? Combinatie van alles? Of hebben
zij ook zin in frisse lucht? Ik sta er niet te lang bij stil, kansen zijn om te
grijpen. Il piccolino heeft zijn jas
bij ‘buiten’ al van de kapstok gerukt en zijn schoenen bij het schoenenbankje
om het hoekje van de woonkamerdeur gepakt. Hij moet daarvoor op zijn tenen
staan, maar met zijn ruim anderhalf jaar komt hij precies bij de deurklink. De
andere twee zijn ook snel in actie gekomen, ze hebben hun jurken verruild voor
warme speelkleren. Jurk-en ja, soms heb ik twee zwierende kindjes in plaats van
één.
‘Zullen we naar de speeltuin bij het Lago Maggiore in het
dorp gaan?’ vraag ik aan de kinderen. La
bella heeft een ander idee: ‘Zullen we naar de speeltuin gaan vlak bij de
manege in Ispra? Die is niet zo groot, maar wel leuk. En daar kan ik il piccolino helpen met klimmen.’ Ze
kijkt verheugd. Ik laat me graag beïnvloeden door goede ideeën. En ik heb geen
flauw idee welke speeltuin ze bedoelt, dus een avontuurlijke speurtocht is bij
dezen gegarandeerd.
La
bella heeft het geluk dat haar stoeltje op de voorbank van de
auto staat. ‘Ga daar maar zitten, dan kun jij de weg wijzen.’ Dat hoef ik haar
geen twee keer te zeggen. Eén keer ook niet eigenlijk, ze zat er al.
We rijden onder het genot van Roompot vakantieliedjes ‘We
hebben vakantie, jeeeeheeeehee!’ onze oprit af op zoek naar de manege. Algauw
weet la bella waar we naar rechts
moeten om richting de manage te rijden. I
trust her on that one. En terecht: het slingerende smalle pad met kiezels
en kuilen leidt ons al snel naar de modderige binnenplaats van de manage.
Check. Vanaf hier nu verder.
‘Oeh, wat zou er in dit straatje zijn?’
‘Ah, daar ziet het er ook interessant uit.’
‘Die grote weg is saai. En die kennen we al.’
‘Dat is spannend daar.’
Via allerlei omwegen, onbekende eenrichtingsstraatjes en
veelbelovende zijwegen, komen we van Ispra twee plaatsjes verderop op het
strandje van Monvalle uit. Vanaf de parkeerplaats zien we in de verte een
dubbele schommel. Dat biedt hoop op speeltuinachtige taferelen. ‘Misschien is
dit wel de speeltuin die ik bedoelde!’ zegt la
bella hoopvol dromend. Dichterbij gekomen blijkt er een dubbele plas onder
de schommel te huizen. Nee, niet een Lago Maggiore hoeveelheid, maar toch genoeg om net niet lekker te kunnen
schommelen hartje winter.
De wip blijkt imaginair. Dat stimuleert la bella en onze huppelaar om ook
imaginair te wippen. Dikke lol, die twee muppets.
Het ziet er héél echt uit.
Il
piccolino dribbelt intussen struinend het strand af. Op zoek naar… naar
wat eigenlijk? Nieuws. Alles wat nieuw is voor hem. Nieuwe boten, nieuwe
zwanen, nieuwe golven, nieuwe ontelbare open en gesloten schelpen. Krakend
onder kleine voetjes.
Broer en zus zijn vervolgens geulen aan het graven op het
zandstrand. Geulen die uiteindelijk moeten leiden naar het kasteel dat in de
mondeling overeengekomen planning staat. Stokken wroeten verwoed in de
zandsoepsmurrie. Keien keilen in het water. Handschoenen raken doordrenkt.
Jeansbroekbillen worden zanderig. Maat 22 schoentjes verdwijnen onder de
waterlijn. La mamma vist ze eruit,
voordat de tuinbroek er volledig onder verdwijnt. Sokjes soppen. De zon gaat
eerder onder dan dat het zandkasteel verrijst aan de horizon. Tandjes
klapperen. Het eerste ‘Ik heb het koud’-snikje wordt door la mamma van de grond geplukt en naar de auto getild. Het kasteel
blijft een droomkasteel. Maar kinderdromen zijn prachtig en eindeloos.

Thuis wacht nog méér water. Warm badwater met schuim, veel
schuim. En wasmachinewater. En papa’s luisterende oor voor uitgelaten
avonturenverhalen van zonnige kindjes. En van hun mama.
Begon deze vakantiedag met snot en zielige kindjes die
entertained wilden worden, deze
onverwacht avontuurlijke dag eindigt luchtig en lekkerrr met papa’s pannenkoeken.