zaterdag 17 december 2016

Amore

Hee lief,

Wat zal ik zeggen? Ik ben boos. Verontwaardigd.

Want soms begrijpen wij elkaar totaal niet.

Soms denk ik dat ik weet hoe het werkt met jou. Dat je allerlei regeltjes en procedures volgt en je daaraan vasthoudt. En dan probeer ik om die regeltjes en procedures te snappen. En ook op te volgen. Totdat het dan, op een ander moment, op een andere dag, net even iets anders loopt met jou. Zoals net.

We zijn nu drie jaar samen. Ik weet hoe ik naar je toe kwam gereden, na een lange dag eindigend in het donker, met zwetende benen vanwege al die haarspeldbochtjes. De volgende dag vers wit afbreekbrood met een knapperige korst en heel zacht vanbinnen met groene pesto en tonijnsaus eten. Met heel simpel, maar lekker eten wist je mij meteen te verleiden. Goed, ik was ook zwanger, dus extra gemakkelijke catch. Maar toch.

Met jouw heerlijke eten wist je altijd veel bij mij te bereiken. En ik mocht andere ladies daarbij betrekken. Dus tegenwoordig struin ik met een heel harem aan vrouwen jouw favoriete culinaire, onontdekte plekjes af. Het eerste halfjaar als één grote vakantieliefde.

Maar niet alleen vanwege onze gezamenlijke liefde voor goed eten werd ik he-le-maal verliefd op jou. Ik was vanaf dag één tot over mijn oren, in verwondering en ontdekking over wie jij bent.

Jij bent namelijk anders. Anders om te zien, anders om te horen en anders, om zoveel van te leren.

Als de zon schijnt en wij liggen daar samen op een strandje van te genieten, hoe geweldig is het leven dan met jou? Helemaal als ik je in je ogen kijk, jouw donkere poeltjes van liefde en verleiding, van waaruit het licht gaat vlammen. Jouw blik alsof je me zo overal mee naartoe kunt sleuren. Of ben ik dat zelf, in de spiegelende glans van avontuur?

Maar als je me dan zoiets flikt, zoals vanochtend weer, met je gezucht en dat het nog niet goed is wat ik doe, wat ik heb gedaan, een briefje brengen, een briefje halen, dan betalen… dan word ik zo moe van jou! Dan moet ik echt weer even zoeken naar het mooie, het lieve, het zachte, het echte en kwetsbare van jou.

Je voorkruiperij, daar kan ik niet aan wennen. Maar als we samen een kop koffie gaan drinken in een barretje, snap ik intussen de verfijning daarvan in het feit dat mensen staand aan de bar haast hebben en dus snel een espresso krijgen, terwijl wij als wij aan een tafeltje zitten, gewoon even moeten wachten. Op onze niet-zoveel-haast-beurt.

Maar wat hou ik van jouw gepassioneerde zingen. En dat we dansend door het leven gaan. 

Een paar maandjes geleden besefte ik dat ik jouw gepassioneerde gebarentaal over begin te nemen. Van mijn moeder heb ik aan het begin van mijn leven geleerd me te beheersen, maar inmiddels een eindje op weg in mijn leven ben ik ook door anderen beïnvloed. Dus toen jij laatst zo verontwaardigd tegen me begon te scanderen dat ik niet links moest afslaan maar rechts, toen ging ik er even verontwaardigd tegenin. ‘Ma dai, tranquillo signor!’ Met de bijbehorende handgebaren. En daar zie ik steeds meer het nut van in.

Toch spreken we elkaars taal niet. Vanaf dag één doe ik mijn best. Ik zal moeten blijven leren en investeren. Dat geeft ook niet. Dat vind ik leuk. Alhoewel ik er verdrietig van werd, toen jij me vroeg of ik alleen maar jouw taal leerde om met de mensen om me heen, met de buurvrouw, op de crèche en op school en in winkels te kunnen praten. Alsof dat niet de basis is! Ik kreeg het gevoel dat ik een betoog moest houden waarin ik ook jouw cultuur met haar normen en waarden en mijn diepere interesse daarvoor zou gaan bespreken. Natuurlijk vloeit dat er ook allemaal uit voort, maar zullen we bij de basis van communicatie beginnen? Grazie mille, per favore! Daar staat tegenover dat ik altijd blij en dankbaar ben als jij me het gevoel geeft dat ik me niet hoef te schamen als ik met rode wangen voor je sta te stamelen in jouw taal. Dan ben je weer zo geduldig met me, op zo’n moment.

Geduldig ben je ook met onze kinderen. Je maakt ze tot het middelpunt van ons leven. Je overlaadt ze met aandacht, staat altijd klaar voor een praatje met ze, vol bewondering over hun Italiaanse gebabbel, en als we samen uit eten gaan, krijgen zij als eersten. Ze zijn altijd bello, belli, bellissimi.

Lieverd, ik merk het al, mijn boosheid en verontwaardiging zakt alweer. Gelukkig was het maar een moment. Ik ga kijken waar ikzelf iets aan kan doen en wat ik gewoon zal moeten accepteren in onze relatie. Want je begrijpt het al: met al die liefde die overal tussendoor kruipt, zijn wij nog lang niet klaar met elkaar.

We hoeven nog niet klaar te zijn met elkaar. We kunnen het komend jaar onze relatie verdiepen. 
Ik verheug me er nu al op, lief Italië! 

zaterdag 3 december 2016

Fare Pipì

Pipi doen. Ik heb een hekel aan die omschrijving. Laten we zeggen dat ik het een ‘weinig opwekkende uitdrukking’ vind. Vooral niet als een moeder het zegt. Op zo’n simpele ik-zeg-een-verkleinwoord-want-jij-bent-een-kind-toon: ‘Mama gaat even Pipi doen.’ Niet ‘ik’, want als mama plaatsen we graag alles lekker buiten onszelf. En Pipi met een hoofdletter, dat hoor ik ook in haar stem. Alsof als mama (ja, ik, ja) … als ik dat zeg, ik een mooie, dikke boom op ga zoeken in het grote, groene, mossige bos en die boom eens even lekker tot mijn eigenste territorium ga maken. Waarna ik vervolgens kwijlend terug kom rennen en met grote, naïeve hondenogen verwacht dat daar nog iemand op me staat te wachten. Dat geloof je toch zelf niet?

Nee, ik weet het zeker, ik ga niet zeggen dat ik Pipi ga doen. Dat wie dan ook Pipi gaat doen, hier a Casa dei Tigli en ver daarbuiten. In mijn territorium.

Helaas was opa twee maandjes geleden totaal niet op de hoogte van deze stellige regel. En hij vond het tijd dat onze stuiterbal met een nieuwe taal zou starten. Naast Nederlands op school, Italiaans in de bus, in het zwembad, met andere kinderen van anderstalige secties en in het dagelijks leven buitenshuis, en de eerste woordjes Engels voornamelijk via zijn zus. Dus opa had een goede openingszin in een nieuwe taal: ‘Ich muss mahl Pipi machen.’ Bedankt, opa.

Il piccolino heeft inmiddels de ik-ben-twee-en-ik-zeg-nee-leeftijd met een paar maanden overschreden. We zitten er middenin, om het zo te zeggen. In die leeftijd en in de fase dat hij zindelijk mag worden. Vanaf de tweede verjaardag is het gebruikelijk om dat te gaan trainen op de crèche, l'asilo nido, waar hij naartoe gaat. Dus nu hij daar goed is ingevoegd, rees twee weken geleden de vraag van de educatrice of we ermee zouden beginnen, daar en thuis. Prima plan natuurlijk, ik ben voor zelfstandigheid, en zeker als ík daardoor op de lange duur minder hoef te doen. Luiheid blijheid.

Maar door zijn eerdergenoemde ik-ben-twee-…houding is er nogal weerstand bij het toiletbezoek a Casa. Lees: niet mee willen als ik hem dat vriendelijk vraag, slap gaan hangen in mijn armen, knieën gebogen of zijn kleine lijfje juist helemaal gestrekt als een plank, en dan heb ik het ‘Nee, nee, nee!’ brullen en schreeuwen, en de daarmee gepaard gaande krokodillentranen nog niet eens genoemd. Maar die had je er zelf misschien al bij bedacht. Evenals mijn op dat moment nauwelijks te bedwingen behoefte om hem met die kleine, zachte billetjes keihard in dat even kleine, koele, natte gat van die wc-pot te duwen. O, schreef ik dat nu echt? Tussen ons geschreven en gezwegen dan. Dus enig tegenwicht tegen deze negatieve emoties is wenselijk. Noodzakelijk. Voor alle partijen.

Intussen is Casa dei Tigli in de hyper-hypersfeer van de Goede Sint beland. Met nog sneller enigszins grensoverschrijdende gedrag van sommige kinderen hier als gevolg. Ik neem de educatief-communicatieve wijsheid van How2Talk2Kids voor alternatieven voor straf nog eens ter harte en geef daar een Sint-iaanse draai aan: een Sintsticker voor elk kind dat het gewenste gedrag vertoont, met ieder hun eigen doel. Want als er eenmaal één kind hier in huis in een beloningssysteem belandt, dan willen ze alle drie speciaal beloond worden. En hoewel ik geleerd heb dat eerlijkheid tussen kinderen niet betekent dat ze hetzelfde moeten krijgen, worden ze nu wel op dezelfde manier beloond voor ieders persoonlijke doel. Voor il piccolino is dat wanneer hij het toilet heeft gebruikt (waar het voor bedoeld is), voor la Bella is dat als zij de avond daarvoor om 20:00 uur is gaan lezen en om 20:30 uur zelf haar licht uit heeft gedaan, want ze kan prima klokkijken, en voor onze stuiterbal is dat als hij niet om de haverklap toiletbezoekjes gaat plegen.

Vorige week vroeg de educatrice hoe het gaat met de zindelijkheidsvorming thuis. ‘Steeds beter!’ gaf ik aan en ook dat il piccolino beseft dat hij beloond wordt met een sticker en daarnaar begint te vragen na zijn toiletbezoek. ‘Hoe zeggen jullie eigenlijk in het Nederlands thuis dat hij naar het toilet moet gaan?’ vraagt zij. Ik zeg: ‘Plassen.’ ‘Plaffen,’ probeert ze me na te doen. Want ze wil dat we op het nido en thuis dezelfde terminologie gebruiken. ‘Noi diciamo fare Pipi,’ zegt ze dan. Om vervolgens te vragen of we dat niet kunnen gaan zeggen. Si, si!’ zeg ik meegaand. ‘Anche noi possiamo usare la parole pipì.’ En nu vraag ik dus thuis in mijn eigen territorium of we even Pipi gaan doen.

Wat ben ik toch beïnvloedbaar. Maar wel positief. Alles voor een Sintsticker.