zaterdag 3 december 2016

Fare Pipì

Pipi doen. Ik heb een hekel aan die omschrijving. Laten we zeggen dat ik het een ‘weinig opwekkende uitdrukking’ vind. Vooral niet als een moeder het zegt. Op zo’n simpele ik-zeg-een-verkleinwoord-want-jij-bent-een-kind-toon: ‘Mama gaat even Pipi doen.’ Niet ‘ik’, want als mama plaatsen we graag alles lekker buiten onszelf. En Pipi met een hoofdletter, dat hoor ik ook in haar stem. Alsof als mama (ja, ik, ja) … als ik dat zeg, ik een mooie, dikke boom op ga zoeken in het grote, groene, mossige bos en die boom eens even lekker tot mijn eigenste territorium ga maken. Waarna ik vervolgens kwijlend terug kom rennen en met grote, naïeve hondenogen verwacht dat daar nog iemand op me staat te wachten. Dat geloof je toch zelf niet?

Nee, ik weet het zeker, ik ga niet zeggen dat ik Pipi ga doen. Dat wie dan ook Pipi gaat doen, hier a Casa dei Tigli en ver daarbuiten. In mijn territorium.

Helaas was opa twee maandjes geleden totaal niet op de hoogte van deze stellige regel. En hij vond het tijd dat onze stuiterbal met een nieuwe taal zou starten. Naast Nederlands op school, Italiaans in de bus, in het zwembad, met andere kinderen van anderstalige secties en in het dagelijks leven buitenshuis, en de eerste woordjes Engels voornamelijk via zijn zus. Dus opa had een goede openingszin in een nieuwe taal: ‘Ich muss mahl Pipi machen.’ Bedankt, opa.

Il piccolino heeft inmiddels de ik-ben-twee-en-ik-zeg-nee-leeftijd met een paar maanden overschreden. We zitten er middenin, om het zo te zeggen. In die leeftijd en in de fase dat hij zindelijk mag worden. Vanaf de tweede verjaardag is het gebruikelijk om dat te gaan trainen op de crèche, l'asilo nido, waar hij naartoe gaat. Dus nu hij daar goed is ingevoegd, rees twee weken geleden de vraag van de educatrice of we ermee zouden beginnen, daar en thuis. Prima plan natuurlijk, ik ben voor zelfstandigheid, en zeker als ík daardoor op de lange duur minder hoef te doen. Luiheid blijheid.

Maar door zijn eerdergenoemde ik-ben-twee-…houding is er nogal weerstand bij het toiletbezoek a Casa. Lees: niet mee willen als ik hem dat vriendelijk vraag, slap gaan hangen in mijn armen, knieën gebogen of zijn kleine lijfje juist helemaal gestrekt als een plank, en dan heb ik het ‘Nee, nee, nee!’ brullen en schreeuwen, en de daarmee gepaard gaande krokodillentranen nog niet eens genoemd. Maar die had je er zelf misschien al bij bedacht. Evenals mijn op dat moment nauwelijks te bedwingen behoefte om hem met die kleine, zachte billetjes keihard in dat even kleine, koele, natte gat van die wc-pot te duwen. O, schreef ik dat nu echt? Tussen ons geschreven en gezwegen dan. Dus enig tegenwicht tegen deze negatieve emoties is wenselijk. Noodzakelijk. Voor alle partijen.

Intussen is Casa dei Tigli in de hyper-hypersfeer van de Goede Sint beland. Met nog sneller enigszins grensoverschrijdende gedrag van sommige kinderen hier als gevolg. Ik neem de educatief-communicatieve wijsheid van How2Talk2Kids voor alternatieven voor straf nog eens ter harte en geef daar een Sint-iaanse draai aan: een Sintsticker voor elk kind dat het gewenste gedrag vertoont, met ieder hun eigen doel. Want als er eenmaal één kind hier in huis in een beloningssysteem belandt, dan willen ze alle drie speciaal beloond worden. En hoewel ik geleerd heb dat eerlijkheid tussen kinderen niet betekent dat ze hetzelfde moeten krijgen, worden ze nu wel op dezelfde manier beloond voor ieders persoonlijke doel. Voor il piccolino is dat wanneer hij het toilet heeft gebruikt (waar het voor bedoeld is), voor la Bella is dat als zij de avond daarvoor om 20:00 uur is gaan lezen en om 20:30 uur zelf haar licht uit heeft gedaan, want ze kan prima klokkijken, en voor onze stuiterbal is dat als hij niet om de haverklap toiletbezoekjes gaat plegen.

Vorige week vroeg de educatrice hoe het gaat met de zindelijkheidsvorming thuis. ‘Steeds beter!’ gaf ik aan en ook dat il piccolino beseft dat hij beloond wordt met een sticker en daarnaar begint te vragen na zijn toiletbezoek. ‘Hoe zeggen jullie eigenlijk in het Nederlands thuis dat hij naar het toilet moet gaan?’ vraagt zij. Ik zeg: ‘Plassen.’ ‘Plaffen,’ probeert ze me na te doen. Want ze wil dat we op het nido en thuis dezelfde terminologie gebruiken. ‘Noi diciamo fare Pipi,’ zegt ze dan. Om vervolgens te vragen of we dat niet kunnen gaan zeggen. Si, si!’ zeg ik meegaand. ‘Anche noi possiamo usare la parole pipì.’ En nu vraag ik dus thuis in mijn eigen territorium of we even Pipi gaan doen.

Wat ben ik toch beïnvloedbaar. Maar wel positief. Alles voor een Sintsticker.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten